De pas ingehuldigde koningin Juliana maakt voor het eerst de rit met de Gouden Koets door Den Haag en spreekt in de Ridderzaal de Troonrede uit. Een enorme menigte is op de been om een plaatsje langs de route te bemachtigen. Leden van de Staten-Generaal (in officieel ambtstenue) en genodigden met hun dames arriveren bij de Ridderzaal. Een notabele wordt over de hoofden van de mensen heen doorgegeven naar voren. De Ridderzaal loopt langzaam vol met mensen, vanuit Paleis Noordeinde vertrekt de Gouden Koets met Juliana en Bernhard (in uniform) en rijdt, met escorte, door de straten van Den Haag. Aangekomen bij de Ridderzaal groet Juliana het vaandel van de aangetreden erewacht, gaat de trap op en schrijdt naar binnen, begeleid door de commissie van aankomst en neemt plaats op de troon. Uitspreken van de troonrede, afgewisseld met shots van de aanwezigen. De troonrede wordt gevolgd door driewerf hoera van de aanwezigen.
Koningin Juliana en prins Bernhard vertrekken met de Gouden Koets van het Paleis Lange Voorhout naar de Ridderzaal, waar ze onder het spelen van het Wilhelmus uitstappen. Binnen worden ze ontvangen door de commissie van ontvangst o.l.v. prof. W. Schermerhorn. De prinsessen Beatrix en Irene zitten tussen de genodigden. In de troonrede spreekt Juliana over het ontbreken van wereldvrede, de verhouding met Indonesië, haar komende bezoek aan Suriname en de Nederlandse Antillen, het tien-jarenplan voor de ontwikkeling van Suriname, de woningnood en de ontwikkelingen van het wegverkeer. Vervolgens keren Juliana en Bernhard terug naar het paleis, waar ze even later op het balkon verschijnen.